Het vlechten van heggen gebeurde al duizenden jaren geleden in grote delen van de wereld. Tot halverwege de vorige eeuw werden onze heggen in Nederland gevlochten door landarbeiders om ze ondoordringbaar te houden. Daarna is er een lange periode geweest waarbij men niet meer hoefde te vlechten, de authentieke methoden zijn toen grotendeels verleerd. Mede dankzij de prachtige boeken van Georg Müller is er gelukkig hernieuwde belangstelling voor deze oude technieken. Want: “Een generatie die de geschiedenis negeert, heeft geen verleden en geen toekomst” (Pearl S. Buck).
Er zijn zeer veel verschillende varianten in het landschap terug te vinden. Gebieden werden in het verleden vaak afgeschermd met begroeide wallen of greppels. Ter verdediging, ter verbinding, ter afsluiting of markering. Een houtwal is een heg op een opgeworpen lijnvormige hoop zand. Hierin zijn vele variaties terug te vinden in ons landschap en degene die er meer over weet gaat ze ook eerder herkennen.
Na de Eerste Wereldoorlog is men op grote schaal overgestapt op prikkeldraad. Schaalvergroting in de landbouw zorgde voor een nieuwe bedreiging na de Tweede Wereldoorlog. Hout van de struiken en bomen werd ook minder noodzakelijk voor dagelijks gebruik met de intrede van de centrale verwarming en het gasfornuis. Wat resteert aan heggen wordt nu vaak bedreigd door intensief en ondeskundig beheer.
Met het verdwijnen van de heggen is ook grotendeels flora en fauna verloren gegaan. Gelukkig weten steeds meer mensen de waarde van een heg voor planten en dieren in te schatten echter gaat de destructie van historische heggen onverminderd door. Hiermee verdwijnen ook de aanwezige relicten.
De horizontale of gebogen takken in heggen die duiden op methodes van vlechten werden in Nederland tot voor kort nauwelijks (h)erkend.